3 Paragrafen

3.2 Weerstandsvermogen en risicobeheersing

Financiële verhouding

De financiële verhouding is inmiddels een grote risicofactor voor alle gemeenten. Het Kabinet Rutte III heeft de achterliggende jaren een structureel herstel van gezonde gemeentefinanciën met een toereikende Rijksbekostiging doorgeschoven naar een nieuw Kabinet c.g. Regeerakkoord. Dit nieuwe Regeerakkoord van het Kabinet Rutte IV is eind 2021 verschenen. Het eerste beeld is diffuus en complex met de nadruk op incidentele maatregelen. Een eerste duiding is gedeeld met de gemeenteraad. Meer houvast is niet eerder te verwachten dan via de komende Voorjaarsnota van het Rijk met een vertaling naar gemeenten via de meicirculaire. In afwachting daarvan blijft onzekerheid troef en liggen er concrete pijnpunten. De VNG sprak in een eerste reactie van een “valse start”.

Binnen de financiële verhouding zijn de volgende risico’s van substantiële omvang te noemen:

  1. In de huidige meerjarenbegroting zit per 2025 een structurele opschalingskorting van het Rijk op de algemene uitkering gemeentefonds verwerkt van afgerond € 3,5 miljoen. Deze korting is opgebouwd in de periode 2018-2025, met de hoogste kortingen in de laatste jaren. Er is geen deugdelijke inhoudelijke basis voor deze korting. Toch heeft het nieuwe Kabinet de korting structureel in de boeken laten staan per 2026 en volstaat zij met een incidenteel bevriezen van de korting gedurende deze Kabinetsperiode;
  2. Het sociaal domein laat al een reeks van jaren een sterke autonome kostenstijging zien. Dit is een landelijk patroon. De Rijksbekostiging schiet tot dusver structureel tekort en blijft hier ver bij achter. Naast de kosten van Jeugdhulp betreft dit ook de Wmo, met name door de invoering van het abonnementstarief. De grote tekorten op Jeugdhulp hebben geleid tot een arbitrageprocedure tussen Rijk en VNG. Als uitkomst van de arbitrage ligt er een uitspraak, dat het Rijk extra middelen dient toe te kennen. Dit is een aflopende reeks, waarbij de afbouw van de extra middelen moet worden gerealiseerd door een maatregelenpakket om de kosten terug te dringen (Hervormingsagenda). Hier bovenop boekt het Rijk in het nieuwe Regeerakkoord eenzijdig een extra ombuiging in, oplopend naar € 500 miljoen structureel. Het abonnementstarief Wmo wordt niet afgeschaft maar iets anders ingestoken. Dit blijft voor gemeenten een financieel risico;
  3. Het is op dit moment onzeker hoe het bijstandsvolume en de samenhangende bekostiging van de bijstandsverstrekking via het BUIG-budget zich gaat ontwikkelen. Tussen de opvolgende prognoses van het CPB zitten grote schommelingen die doorwerken in de rekenregels voor het macrobudget BUIG;
  4. Een structureel afdoende bekostiging van nieuwe gemeentelijke taken c.q. maatschappelijke opgaven zoals het klimaatakkoord (duurzaamheidsopgave) en de invoering en uitvoering van de Omgevingswet en de Wet Kwaliteitsborging in de Bouw is nog niet goed geregeld en een risico;
  5. Het Rijk heeft een voorstel naar buiten gebracht voor een grootschalige herziening van de verdeling van het gemeentefonds. Volgens de op dit moment bekende indicatieve cijfers zit Amstelveen met dit voorstel aan de goede kant van de streep. Inmiddels ligt er echter een kritisch advies van de ROB (Raad voor het Openbaar Bestuur) en heeft de Algemene Ledenvergadering van de VNG een resolutie aanvaard die het Kabinet adviseert het nieuwe verdeelmodel pas in te voeren als dit verdeelmodel is aangepast in lijn met de ROB-aanbevelingen én de koek is vergroot. Al met al is de uitkomst van dit traject nog ongewis, zowel qua tempo (wordt de beoogde invoeringsdatum van 1jan23 gehaald) als qua inhoud (blijft het voorstel intact of wordt het aangepast);
  6. De macro-economische ontwikkeling, de oplopende inflatie door schaarste aan grondstoffen en personeel, de betaalbaarheid van ons pensioenstelsel en de opgelopen staatsschuld hebben (deels direct en deels indirect via de Rijksbegroting) grote impact op de gemeentefinanciën;
  7. Het Rijk heeft tijdens de wedstrijd de spelregels veranderd door € 2 miljard extra Rijksuitgaven via de Algemene Politieke Beschouwingen (sep21) buiten het accres te houden (“niet samen de trap op deze keer”). De wel in de accresberekening verwerkte hogere Rijksuitgaven laten de eerste jaren grote incidentele ruimte zien, maar bij onderuitputting in de feitelijke besteding verdampen deze accressen. Dit is een zeer reëel scenario.
Deze pagina is gebouwd op 09/06/2022 16:46:25 met de export van 09/06/2022 12:29:01